Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs, enz. (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs)

 

Artikel XXI OMZETTING EXPERIMENTEN TRANSPORT EN LOGISTIEK IN AFDELINGEN TRANSPORT EN LOGISTIEK
1
Met ingang van 1 augustus 1998 kan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op aanvraag van het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs waaraan op grond van artikel 25 van de Wet op het voortgezet onderwijs, een experiment ?transport en logistiek? is toegestaan, dit experiment voor bekostiging in aanmerking brengen als afdeling transport en logistiek, bedoeld in artikel 10c, onderdeel a, onder 7, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend ingevolge deze wet, tenzij dat niet in overeenstemming is met een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen.
2
Indien Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een in het eerste lid bedoeld experiment voor bekostiging als afdeling transport en logistiek in aanmerking brengt, zijn de leerlingen die op 31 juli 1998 waren ingeschreven aan de school waaraan het experiment werd verzorgd en in het derde of vierde leerjaar het onderwijs van het experiment volgden, leerlingen van de afdeling transport en logistiek.
3
Indien Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een in het eerste lid bedoeld experiment niet voor bekostiging als afdeling transport en logistiek in aanmerking brengt, kunnen de leerlingen die op 31 juli 1998 waren ingeschreven aan de school waaraan het experiment werd verzorgd en in het derde of vierde leerjaar het onderwijs van het experiment volgden, dit onderwijs blijven volgen totdat zij met toepassing van artikel XIX, onderdeel A, tweede lid, het eindexamen voorbereidend beroepsonderwijs hebben afgelegd.
4
Het in het eerste lid bedoelde bevoegd gezag zendt een aanvraag om toepassing van het eerste lid uiterlijk op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Onze Minister beslist binnen drie maanden op de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen drie maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister het bevoegd gezag daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •